Gisteren (26 juni 2015) was er een bijeenkomst georganiseerd door Vereniging Buitenstad gewijd aan de ontwikkelingen in Oosterwold. Wij mochten ook in vijf minuten een pitch geven van ons initiatief. Genoeg te vertellen uiteraard, maar dik dat verhaal maar eens in tot vijf minuten. Ons initiatief Paradijsvogelbosje sluit immers eerder aan bij een barbecue op midzomernacht dan bij een elevator pitch. Maar toch een poging gewaagd.
Buitenstad richt zich op de kwaliteit van groen en ruimte in en rondom Almere. Als onze droom is: een landschap maken, dan gaat dat uiteraard over groen en ruimte.
Ons initiatief ligt geografisch wat noordelijker dan de meeste andere initiatieven in de buurt van het Kathedralenbos. Om precies te zijn, aan de Paradijsvogelweg, den zuiden van de kleine strook bos van Staatsbosbeheer. Maar als je vanuit de hoek van de weg en het bosje kijkt, dan zie je een vlak akkerland, waar nu alleen minuscule uienplantjes ontkiemen. Ook dat heeft zijn eigen schoonheid, maar voelt niet als een landschap om ‘in te zijn’. Alhoewel een groep reeën daar anders over schijnt te denken, en veelvuldig gesignaleerd wordt in de buurt.
Wij zijn, gefascineerd door de bosrand en de mooie dubbele rij iepen begonnen om een kavel te schetsen met veel water en bomen, kruidenweiden. Vooral veel afwisseling van biotopen, gestuurd door zon, schaduw, hoog, droog en laag, nat.
Onze kavel is wat groter dan een standaardkavel. Wij hebben een combinatie gemaakt van een landbouw en een landschapskavel, omdat wij wat meer ruimte wilden gebruiken voor de landbouw activiteiten, en omdat wij graag een natuurlijk landschap vorm willen geven, dat niet afgesloten is, maar juist uitnodigt voor buurtbewoners en andere bezoekers om er te komen, mee te werken, rond te kijken, of zelfs een openluchtconcertje bij te wonen.
Een kerngedachte van Oosterwold zou kunnen (en moeten) zijn, dat initiatiefnemers in hun omgeving een meerwaarde creëren in het landschap. Een meerwaarde die er nu nog niet is. Sterker nog, Oosterwold biedt ruimte om meerwaarde te creëren waaraan we nu nog helemaal niet denken. Die ook de gemeente ons niet voorschrijft, en die geen planoloog in zijn sterrenkijker voorziet.
Onze verwachting is dat we op onze kavel een zeer kleinschalig gevarieerd landschap maken, dat een combinatie wordt van landbouw, natuur, recreatie, cultuur, en wonen.
Maar we hebben ook al verder gedacht dan onze eigen kavel. Want je moet als initiatiefnemer deelnemen aan de opbouw van een wijk, met een gemeenschappelijke toegangsweg en wandelpaden. Daarvoor hebben we een plan met een contour van de toegangsweg, die aan toekomstige buren veel ruimte biedt om zelf hun kavel te bepalen, maar toch ook de structuur van de wijk vastlegt, zodat iedereen die er gaat wonen kan inschatten waarmee je te maken krijgt. De weg en gedeelde wandelpaden moeten immers ook gezamenlijk worden onderhouden.
Eigenlijk is voor de bijeenkomst van Buitenstad die wijk een interessant aandachtspunt. Want uiteraard moet er een weg worden aangelegd, die liefst efficiënt alle kavels verbindt. Maar wat doet dat met de kwaliteit van de ruimte? Als er vanaf de start een halfverharde weg wordt aangelegd, dan krijgt dat vanzelf een landelijke sfeer. Bijkomend voordeel is dat bezoekers geen 80 km per uur gaan crossen op die weg, waar hopelijk straks ook kinderen spelen.
Een van mijn stokpaardjes is dat water een belangrijke kwaliteit toevoegt aan de ruimte. En in grote delen van Oosterwold, zo ook in onze wijk, ligt al het water opgesloten in drainagebuizen onder de grond. Dat gaat veranderen. Er staat ook iets over in de regels van Oosterwold, maar dat verplicht ieder initiatief alleen tot een soort postzegel vijver die de wateropvang van het bebouwde oppervlak compenseert. Omdat onze kavel vrij groot is, kunnen we alleen al op onze kavel een flinke plas water aanleggen, die overigens grotendeels uit ondiep moeras zal bestaan. Ook komt er een smal slootje dat voor afwatering dienst doet. En als er straks buren komen, kunnen we meerwaarde aan die watertjes geven, door sloten en vijvers met elkaar te verbinden. Dan kunnen vissen en andere waterdieren zich gemakkelijk verspreiden. Het zou toch een kroon op Oosterwold zijn, als er zich over een paar jaar ringslangen zouden gaan vestigen?
Wij maken twee woningen. Een pionierwoning, ongeveer zo groot als een Landal-huisje. En een grotere woning, die overigens voor de helft uit een agrarische schuur bestaat. Met name die grote woning krijgt een bijzondere plek in het landschap, omdat deze aan twee zijden aansluit op een langgerekte aardwal, die overgaat in een begroeid kruidendak. Vanuit de Paradijsvogelweg zal je dus vooral een oplopende groene helling zien die de woning grotendeels aan het zicht onttrekt. Tegelijk zal die helling een contrast vormen met het verder zo vlakke landschap van Oosterwold. Een contrast dat zich ook voortzet, omdat de verhoogde aardwal en het dak zich lenen voor een afwijkende beplanting met een vegetatie die past bij een droger en voedselarmer biotoop.
Regels en hindernissen
Op de bijeenkomst van Buitenstad heb ik ook een paar opmerkingen gemaakt over de regels van Oosterwold en de vergunningsaanvraag waar wij nu middenin zitten. Dat levert voor ons nu een aantal hindernissen op, die we hopelijk spoedig achter ons kunnen laten.
Er blijkt nogal wat discrepantie te zijn tussen de manier waarop de regels voor Oosterwold in de Anterieure Overeenkomst zijn terecht gekomen, en waarop ze nu bij de vergunningsaanvraag worden getoetst. Daaraan wil ik graag een stelling wagen, namelijk dat het een misvatting is om de toewijzing van de vergunning te gebruiken om de regels van Oosterwold te handhaven. Dat dreigt nu wel te gebeuren, omdat Vergunningen minutieus wil toetsen of iedere meter wel de juiste bestemming krijgt, en voldoet aan de percentages die zouden moeten gelden voor Oosterwold. Terwijl het onderscheid tussen verschillende invullingen veelal arbitrair is. Of je iets nu stadslandbouw, landschappelijk groen, verspreid groen, of (recreatief) water. Wat doet dat ertoe? En nog erger: waar blijft de vrijheid en ruimte voor initiatieven, als je iedere tegel van je terras in je bestemmingsplan moet vastleggen?
Ik denk dat het veel beter is, om de regels over percentages en functies op de kavel alleen globaal te toetsen in de vergunning, en meer precies in verhoudingen vast te leggen in de koopovereenkomst van de grond. Dan kan vervolgens een Vereniging van eigenaren de taak op zich nemen, om met name die belangrijke functies van toegankelijkheid en begaanbaarheid zelf ter hand te nemen, zonder dat de gemeente Almere als een politieagent moet toezien en handhaven. Dat lijkt daarom een zinvolle zienswijze op het nieuwe ontwikkelplan, en misschien ga ik dat wel indienen ook. Dat kan nog tot 27 juli, en het plan is te vinden op http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0034.OP5alg01-on01/b_NL.IMRO.0034.OP5alg01-on01_tb.html (de link op de website van Almere werkt niet).
Ook andere partijen dan de gemeente leveren een bijdrage aan het hindernisparcours. Zo blijft het erg moeizaam om met de leveranciers van stroom, water en kabel afspraken te maken. Die kijken liever de kat uit de boom, en lijken daarmee erg op de vertraging en weerstand te koersen.
Ook merken we dat Staatsbosbeheer weinig coöperatief is. Zo kregen we een bericht dat ze alleen willen overleggen met Stichtingen of Verenigingen en niet met ‘individuele’ buren, hoewel zij ons met 110 aangrenzende meters toch als een relevante gesprekspartner kunnen beschouwen. Ook staan zij afwijzen tegen het idee van een pad door het bos, omdat ze daarmee aansprakelijk zouden kunnen worden voor schade of letsel van wandelaars. Kortom, daar is nog een en andere te overwinnen om die zo begeerde kwaliteit van groen en ruimte voor de bewoners van Oosterwold verder vorm te geven.
Ik heb mijn pitch gisteren beeindigd met de vraag: gaat het lukken? We denken van wel, maar het zou ontzettend helpen als we een paar hindernissen soepel zouden kunnen wegnemen. De onduidelijke planning van het vergunningstraject is daar één van. Maar een veel belangrijkere stap is wanneer wij in onze buurt buren kunnen verwelkomen, en samen die plannen kunnen afstemmen, om de wijk vorm te geven.
In de discussie na afloop van de pitches kwam in verschillende vragen en opmerkingen naar voren, dat er buiten de initiatieven en marginale invulling van wijken en toegangswegen, weinig of geen visie of plan lijkt te zijn, hoe die initiatieven en wijken onderling zouden moeten en kunnen samenhangen om zodoende tot die ‘kwaliteit van groen en ruimte’ bij te dragen, die we allemaal zo graag tot grote bloei willen doen komen in Oosterwold. Hopelijk krijgt die nodige samenhang meer aandacht op de conferentie die de Vereniging Buitenstad op 14 oktober hoopt te organiseren.
Ik was mijn ingestudeerde laatste zin vergeten, dus die haal ik graag hier nog in: Vorige week kocht ik voor Marie-José een boek: De tuinbaas en zijn buitenplaats. Nu in boekhandels in de aanbieding, met fantastische verhalen vanuit de beleving van die tuinbazen. Ik hoop dat er over 25 jaar, als wij oude knarren zijn, een nieuwe editie zal verschijnen, waarin tenminste één of twee buitenplaatsen in Oosterwold worden bezongen door hun tuinbazen, jong en oud.